Lanzarote: zoon van een kunstenaar
Het Spaanse eiland Lanzarote leeft voor 87% op het toerisme. En het simpele feit dat er überhaupt toerisme is op dit eiland, is te danken aan een kunstenaar, César Manrique genaamd. Een kaal eiland met een bijzonder verhaal. Een vulkanisch eiland dat dichter bij Marokko ligt (115 km) dan bij ‘eigenaar’ Spanje. Een eiland waar het vrijwel altijd waait en de natuur de baas en basis is.
Ik zie een bultrug!
Het vliegtuig vanuit Eindhoven zit vol met gebruinde Brabantse bejaarden. Het lijkt alsof de bestemming Benidorm gaat worden. Niets is minder waar, het eindpunt van de deze vlucht ligt nog twee uur zuidelijker. ‘Ik zie een bultrug en dolfijnen en haaien!’ roept een van de weinige kinderen aan boord, zodra we de daling inzetten. Zijn moeder probeert hem ervan te overtuigen dat het golven zijn, maar hij is vastberaden. Het zou kunnen… in de wateren rondom Lanzarote komen ze alle drie voor. Buiten het onderwaterleven zijn er op Lanzarote weinig dieren te vinden. Geiten, dromedarissen, huisdieren zoals honden en katten en wat hagedisjes en insecten.
Ook de flora op het eiland is beperkt. Door de vulkanische grond groeit er niet veel. Tel daar de flinke wind bij op, die vrijwel altijd waait en je snapt wel dat Lanzarote vooral uit kale vlaktes van zand en lavasteen bestaat. Er zijn uitzonderingen, weliswaar aangelegd door de mens, maar toch. Het plaatsje Haría wordt ‘Dal van de duizend palmen’ genoemd. De legende zegt dat er vroeger voor iedere geborene een palmboom werd geplant. En in het midden van het eiland vind je de uitgestrekte wijnvelden. Zwarte gaten in de grond met daarin de felgroene wijnplanten.
Niet veel te beleven, zou je denken. Dat was tot de jaren 60 inderdaad ook het geval. Het eiland was arm en jongeren trokken weg, naar de andere Canarische Eilanden of verder weg, de wereld in. Een van die jongeren was kunstenaar César Manrique. Zijn geboorteland bleef echter in zijn hoofd zitten en na jaren van studie in onder andere Madrid en New York, keerde hij terug naar Lanzarote met een missie. Hij wilde dat mensen konden zien hoe mooi ‘zijn’ eiland is. Zijn eerste toeristische project waren de grotten genaamd ‘Jameos del Agua’.
Albinokrabben in een lavakanaal
‘Hier moet het ergens zijn, volgens de TomTom’, zegt reisgenoot Twan. Rechts van ons de zee en links lavagesteente. Een laag wit gebouw en wat geparkeerde auto’s doet vermoeden dat we bij de grotten ‘Jameos del Agua’ en ‘Cueva de los Verdes’ zijn aangekomen. Kunstenaar Manrique ging prat op de samensmelting van natuur en de samenleving. En aangezien hij verantwoordelijk is voor alle toeristische trekpleisters op het eiland, zijn deze stuk voor stuk moeilijk te herkennen bij aankomst. Geen schreeuwerige reclameborden of massale souvenirwinkels. Beide grottencomplexen zijn slechts te herkennen aan de bescheiden metalen kunstwerken van de hand van Manrique bij de ingang.
Deze grotten zijn ontstaan door een vulkaanuitbarsting en bestaan uit lavakanalen richting zee. De ‘Cueva de los Verdes’ zien eruit zoals je verwacht van een grot. Per keer mogen er 50 personen tegelijk naar binnen en de groep wordt door gids Juan vakkundig rondgeleid, met ‘special effect’ aan het einde van de tocht. De ‘Jameos del Aqua’ is het gedeelte van de lavakanalen waarbij het plafond ingestort is en er een soort gat ontstaan is. Hier vind je een restaurant op trappen, aan een ondergrond meertje met witte albino-krabben. Het duurt even voordat we deze miniwezentjes zien. Nergens anders ter wereld komen deze krabben voor!
Het hele eiland in stijl
César Manrique is niet alleen verantwoordelijk voor de toeristische plekken. Het hele eiland ademt zijn invloed. Met een goede vriend als president van de Eilandraad van Lanzarote, zorgde hij ervoor dat er geen hoogbouw geoorloofd was. Hij was een voorstander van het toerisme, maar op een verantwoorde manier. Ook is zijn manier van bouwen overal terug te zien. Lichtkoepels, gebruik van lavasteen en andere natuurlijke materialen, groen of blauw hout en witte huizen. Wanneer je over het eiland rijdt, herken je zijn stijl al snel.
Onze huurauto mag officieel niet over onverharde wegen, maar al snel blijkt dat het onmogelijk is ons hieraan te houden. Overnachten kan op Lanzarote in een van de laagbouwhotels aan de kust, in een van de illegale, grotere complexen in toeristische broeinesten Puerto del Carmen en Arrecife of in een knusse bed & breakfast op een rustige plek op het eiland. Eigenaresse Dominique van Casa Dominique, een pensionnetje uit die laatste categorie heeft ons een uitgebreide routebeschijving gestuurd: ‘Nadat je het dorpje Caleta de Farmera bent door gereden, gaat de weg over in een zandpad. Deze blijf je volgen tot Playa San Juan en daar sla je linksaf. Na enkele honderden meters ga je richting zee totdat je niet meer verder kunt’.
Eenmaal aangekomen, zien we een paar lage gebouwtjes voor ons, de ruisende zee daarachter en een bergmassief aan onze rechterzijde. Na een korte uitleg, laten we ons met een zucht en een plons in het zwembad vallen. Langzaam begint het ons op te vallen. Het witte huisje met donkere houten plafond waar onze kamer zicht bevindt, de lichtkoepels in de badkamer waardoor de lamp bijna niet aan hoeft, de groene houten kozijnen, de grot met mozaïek waar de douche zich bevindt. De kunstenaar zelf zou dit zo ontworpen kunnen hebben!
Gezellige lava-bellen
Om meer te weten te komen over de ontwerper van Lanzarote, kun je terecht in twee van zijn huizen. In de dorpjes Taro de Tahiche en Haría zie je hoe deze man dacht en redeneerde. Manrique heeft zelf meegewerkt aan het museum dat van zijn eerste huis is gemaakt. Verschillende kamers bevinden zich in de ondergrondse lava-bellen, wat surrealistisch aandoet, maar tegelijk ook leefbaar uitziet. De ronde vorm van de lava-bellen en de gezellige banken maken dat je wel snapt dat je hier ‘s avonds heerlijk een wijntje kunt drinken.
‘Is toch gek, Miró en Picasso kent bijna iedereen en van César Manrique heeft nog niemand gehoord die nooit eerder op Lanzarote is geweest’, bedenkt Twan zich terwijl hij de tentoongestelde werken bekijkt. Hij staat inmiddels stil bij het grote raam dat in het lavagesteente vast staat. Ook de muurschildering in de tuin laat direct zien dat Manrique gerust in het rijtje Picasso en Miró genoemd mag worden. Op een van de vele bankjes genieten bezoekers van de rust die hier heerst en van een ijsje dat te koop is in de garage van de woning. Bizar om te bedenken dat de meester zelf hier vlakbij verongelukt is bij een verkeersongeval.
Snuffelen
Het museum in de woning in Haría is het gebouw waar Manrique tot zijn dood leefde. En is geheel in de originele staat gelaten. ‘Ik voel me een beetje ongemakkelijk, het is net alsof we door iemands privé-zaken snuffelen, zegt Twan wanneer we door dit museum lopen. In het toilet hangt nog toiletpapier, in de badkamer staan de flesjes verzorgingsproducten op de wastafel en hangen er handdoeken klaar voor gebruik. Het is alsof hier nog iemand woont. Ook zijn atelier, achter in de palmentuin, ligt bezaaid met schildersspullen en daar ligt de vaat vol met gebruikte kwasten en kopjes.
Even geen Manrique
Het is heftig… overal waar je komt, is Manrique. Zelfs als je besluit om een korte roadtrip over het eiland te maken, kom je zijn kunstwerken op rotondes tegen. Het monument voor de landbouwsector, Monumento de Campesino, is niet te missen, midden op het eiland. Waar je ook naartoe gaat, je komt hier minstens een paar keer voorbij. Leuke aan dit monument is, dat er op kunt klimmen. Ook vele gebouwen waar Manrique geen hand in heeft gehad, dragen toch zijn stempel. Wil je hier even aan ontsnappen? Dan zijn er twee plaatsen waar je naartoe kunt, die evengoed de moeite waard zijn: Teguise en Playa Blanca.
Duizend bommen en granaten
‘Parel van het binnenland’, zegt onze reisgids over het dorpje Teguise. De oude hoofdstad van het eiland biedt kerken en kloosters, pleintjes met bejaarde locals en tapasrestaurantjes voor zelfgemaakte limonade uit een pot. Op zondag is er een grote markt en zijn alle parkeerterreinen gevuld, maar de rest van de week kun je er een bom afschieten. Over bommen gesproken, op de heuvel bij het dorp ligt de oude vesting Castillo de Santa Bárbara met daarin een piratenmuseum. Als oude hoofdstad kreeg het dorp nogal wat te verduren van hebzuchtige piraten. Terwijl we genieten van het uitzicht over het complete eiland, snappen we dat sinds de bouw van dit kasteel, die piraten geen schijn van kans meer maakten.
Typische toeristenboulevards
Het kuststadje Playa Blanca is aan de greep van zowel de piraten als Manrique ontsnapt. En toen de projectontwikkelaars alle lokale bevolking hadden weg gejaagd, is een typische toeristenboulevard wat overblijft. Met name de Engelsen hebben zich dit stukje eiland toegeëigend. En toch het Zuiden een bezoekje waard. Wie van de oude haven, door Playa Blanca, naar de nieuwe haven en verder wandelt, wordt getrakteerd op een kraakhelder zeewater en woeste rotsen. Aan het einde van een serie resorts, kijkt Twan vertwijfeld naar de rotswand voor hem: ‘Is het echt de bedoeling dat we hier omhoog klimmen?’
Rotsen en baaien
Om bij Playas Papagayos te komen, is een een klein stukje klimwerk op beginnersniveau vereist. Eenmaal op het plateau aangekomen, zien we een uitgestrekte verte aan zand en rotsen. De baaien die we zojuist vanaf de boulevard al zagen liggen, zijn onzichtbaar geworden. Een stoffige wandeling wordt beloond met datzelfde kraakheldere zeewater en spierwitte stranden. En is er ook nog keuze! Zo kies je voor de rustige baaien zonder faciliteiten aan het begin van het plateau, waar vooral gesnorkeld wordt. De rotsen die hier de zee in gaan zijn een leefwereld voor ontelbare visjes. Of je kiest voor een langere wandeling naar de drukkere baaien met faciliteiten.
Wanneer we de volgende ochtend, op onze vertrekdag, wakker worden van het ruisen van de zee en een kraaiende haan, weten we waarom wij gekozen hebben voor Casa Dominique. Die César Manrique had toch gelijk! Hij was fel tegenstander van de grote resorts. Een strijd die overigens nog steeds niet gestreden is. Zo proberen de rijke projectontwikkelaars tot op de dag van vandaag nog steeds de kleine overnachtingsplekken met allerlei regeltjes te dwingen tot sluiting. Gelukkig hebben de eigenaren van deze mooie locaties zich georganiseerd en zolang zij genoeg toeristen krijgen om hun brood te verdienen, kunnen zij vooralsnog blijven bestaan.
Wij sliepen bij Casa Dominique: http://www.casadominique.com
Ook zeker het bezoeken waard op Lanzarote:
Mirador del Rio: uitzichtpunt aan de Noordzijde van eiland
Nationaal Park Timanfaya: vulkaanlandschap dat (helaas) alleen per bus of dromedaris te bezoeken is.
El Golfo: vulkaankrater aan zee met felgroen lavameer
Caleta de Famara: afgelegen surfersdorpje
Los Herviederos: woeste oceaanbranding
Geef een reactie